“Wij zijn de stad” is het een paar weken gelden verschenen boekje van geograaf / journalist Floor Milikowski. “De buitenwijk als kloppend hart” is de veelzeggende ondertitel. Het is een ode aan de plek waar de meeste mensen wonen. Het rekent af met de misvatting dat alles gebeurt in onze stadscentra. Het leven speelt zich vooral in de buitenwijken af. Daar, in hun eigen buurt en wijk, nemen mensen initiatieven, organiseren ze van alles. Daar hebben ze plekken nodig om samen te komen, creatief te zijn, het leven te delen. Daar moeten we dus als overheid zijn. Daar moeten we mensen faciliteren, in staat stellen hun ding te doen. Meer nog misschien wel dan in de economische brandpunten van de stad, waar de dynamiek nl. grotendeels vanzelf ontstaat.
Het is precies om deze reden dat GroenLinks heel veel moeite heeft met de keuzes die in deze begroting worden gemaakt. Weer een paar jaar €60.000 extra naar het bedrijf Lelystad Airport, terwijl we knieperig zijn als het gaat om de mantelzorgers. Bezuinigen op de huishoudelijk hulp, maar wel de hondenbelasting halveren, wat tonnen kost. Minimalistisch opereren in cultuur en sociaal domein en broedplaatsen als Utopodium en Urbn village in de kou laten staan. “Bedrijven komen bijna vanzelf onze kant op. Daar hoeven we vrijwel niets voor te doen”, sprak de burgemeester op 24 oktober jl. bij Omroep Flevoland. Waarom dan zo veel geld naar stadspromotie en acquisitie? En dat terwijl uit recent onderzoek nog weer eens bleek hoe cruciaal cultuur als vestigingsfactor is. We willen toch groeien? Dan eerst maar het kind met het badwater weggooien? Dat mag niet gebeuren. GroenLinks gaat voor alles wat het sociaal domein en de cultuur verder helpt. Het is immers cement in de samenleving
Dit is niet een kwestie van gebrek aan geld. De reserves bevatten zo’n €7 miljoen meer dan maximaal volgens onze eigen normen nodig. Het college stelt daarnaast ook nog eens voor om €1 miljoen op de plank te laten liggen voor de nieuwe raad volgend jaar nog eens extra speelruimte te geven. Als we tegelijkertijd op sociaal en cultureel terrein steeds verder door de bodem zakken vinden wij dat onaanvaardbaar. Over de jeugdzorg ligt er met “Code rood” een vernietigend rekenkamerrapport, in de WMO komen we tekort. We krijgen eenmalig €8 mln extra van het rijk voor jeugdzorg en het voorstel is zo’n €5 mln daarvan in de reserves te storten ipv even wat financiële lucht te geven op deze terreinen. Dat zijn keuzes waar wij ons voor schamen.
Het is ook niet alleen een kwestie van geld. Het gaat ook om, wat ik maar noem, de “bedrijfscultuur” in dit huis. Heel vaak worden we aangesproken door initiatiefnemers die geen poot aan de grond krijgen binnen het stadhuis. En inwoners die in de kou staan en niet gehoord worden. In theorie klopt het allemaal wel: met het participatiebeleid wat we binnenkort bijvoorbeeld weer vaststellen is weinig mis. Triest is alleen dat we het niet uitvoeren. “Wij zijn de stad”. De overheid hoort ten dienste van de samenleving te staan.
De insteek van onze eigen moties en amendementen zal u niet verrassen. Ze stellen de mens, de samenleving en de facilitering door de gemeente centraal, bv via:
- Geld voor de uitvoering van de inclusie-agenda (VN-verdrag handicap);
- Passende waardering voor mantelzorg;
- Extra reservering voor WMO en Jeugdzorg;
- Ondersteuning van mooie initiatieven als Utopodium, Urbn Village, ’t Lapp;
- Voorkomen van energie-armoede;
- Stimuleren van groene, duurzame en natuurontwikkeling.
Gelukkig komen een aantal collega’s ook met goede voorstellen, die we graag mee indienen. Ons definitieve oordeel over deze begroting laten we afhangen van welke het zullen halen.
Dit is de laatste begroting van deze raad. Gelukkig hebben we met onze initiatieven het nodige kunnen bereiken. Om tot resultaat te komen is een combinatie nodig van scherpte in het debat en bereidheid tot samenwerken. Maar vooral ook het besef dat we als raad op aarde zijn om de stad en de samenleving verder te helpen. “Wij zijn de stad” betekent ook de erkenning van gelijkwaardigheid tussen stadsbestuur en samenleving. Op dat punt hebben we nog veel te leren.