Ik begin mijn bijdrage met een compliment aan college en ambtelijke staf. Voor ons ligt (eindelijk) een echte kadernota. Een nota die zich beperkt tot hoofdlijnen. Geen 106 beslispunten maar vijf hoofdlijnen van beleid. Wij delen de nadruk die daarin ligt op het behoud van de sociale infrastructuur, maar vragen ons af of dat met de middelen die voorhanden zijn kan. Wij delen de inzet op educatie en werk, maar hechten zeer daarbij aan te sluiten bij de kernkwaliteiten van de stad. Wij delen het waarborgen van een vangnet voor kwetsbare bewoners en vinden dat zo belangrijk dat het ten koste mag gaan van investeringen in infrastructuur. Wij delen het belang van de ontwikkeling van een aantrekkelijk vestigingsklimaat en komen daar straks nog op terug. Rijksbezuigingen kunnen inderdaad niet worden gecompenseerd, maar het is onze heilige plicht er voor te zorgen dat mensen niet door het ijs zakken.
Het college kiest er voor om in deze kadernota geen nieuw beleid te maken. Dat klinkt logisch met de verkiezingen van maart 2014 in aantocht en met de onzekerheden die er zijn over de uitwerking van de 3 grote decentralisaties, maar in onze ogen ontkomen toch niet aan in ieder geval één vrij fundamentele keuze. Om dat duidelijk te maken eerst een citaat:
“Je moet profileren op de kern die je belangrijk vindt. En als wij groen en blauw willen zijn en dat economisch vertalen in toerisme, leisure, funshopping en watersport; ja, hoe verhoudt zich dat met tegelijkertijd een industriestad voor zware milieuvervuilende industrie zijn?” Collega Henk Soomers sprak deze woorden zaterdag uit in “Over Flevoland gesproken”. Hij schetst in mijn ogen treffend voor welke fundamentele keuze we staan in de economische ontwikkeling van Lelystad.
Groen Links kiest er voor om nauw aan te sluiten bij het profiel waar we als stad al een tijd mee adverteren. “Onze huismus” staat voor natuur en landschap van de Oostvaardersplassen, het Natuurpark en het Zuigerplasbos. “Onze achtertuin” voor groen en recreatie. “Ons parkeerprobleem” voor de watersport. En bij “onze rijtjeshuizen” wordt de loftrompet gestoken over de kleurrijke (wat GL betreft ook sociaal/matschappelijk) gevarieerde woonvormen, grotendeels gekoppeld aan de specifieke landschappelijke kwaliteit van de stad.
Dat is toch een prachtig perspectief? Stel je nu eens voor dat we dat nog verder kunnen versterken. Wat een geweldige duurzame, innovatieve, technologisch moderne en creative omgeving wordt het hier dan!
Bijvoorbeeld de biologische landbouw. Biologisch eten is enorm in opkomst, biowinkels schietenals paddenstoelen uit de grond. Het is een mooi antwoord op plofkip en verwarring rond gebruik van paardenvlees. Laten we de positieve die we daarin hebben nou uitbouwen: we hebben al een mooi centrum voor biologische landbouw!
Ook denk ik aan de technologie en innovatie: dan denk ik aan allerlei projecten van bijvoorbeeld de Universiteit Wageningen en Orgaworld. Of zelfs de visvijvers. Met dit soort zaken voorop lopen op de rest ipv achter de feiten aanlopen en gaan voor het makkelijke geld maken ten koste van heel veel goede dingen!
Ook de toeristische sector is in opkomst: de trekpleisters worden elk jaar (gemiddeld gezien) beter bezocht. Bouw de kust uit tot een unieke locatie waar mensen graag naartoe willen komen. Dat werkt beter dan een dure reclamecampagne..
Bedrijvigheid zal wat mij betreft moeten worden gevonden in bijvoorbeeld de Larserpoort: het duurzame stuk bedrijventerrein wat daar komt is een interessant project.
Duurzame energie: windenergie, zonne-energie. Test-velden etc.
Het is mooi om te weten dat we hier niet alleen in staan. En dat ook elders creatieve oplossingen worden gevonden, ondanks of misschien wel dankzij de crisis. Nog een citaat. Een tweet van maandagmorgen:
“In #Tilburg wil men een project voor stadslandbouw beginnen dat geld oplevert, aldus#Trouw. Nieuw #Warande. Mooi initiatief!” zo laat wethouder Willem de Jager de wereld, en dus ook ons, weten.
Wij kiezen voor zo’n stad. Een stad waarin we natuurlijk bereid moeten zijn ook landelijke problemen te helpen op te lossen en daarvoor ruimte te bieden. Maar wel op de goede plek en in de goede verhoudingen tot onze mogelijkheden. We zijn geen industriële stad. Dat past niet in ons profiel. Onze werkgelegenheid zit in andere dingen. Laten we versterken wat er is en zo kansen creëren voor onze bewoners, werkers en recreanten. En niet in het diepe springen van ongwisse grote andere projecten en daardoor het risico te lopen geloofwaardigheid en draagvlak onder de bevolking te verliezen. Dat verstaan wij onder de ontwikkeling van een aantrekkelijk vestigingsklimaat.
De overheid is aan het veranderen. Zij is niet meer de allesbepalende factor in de samenleving, maar veelal mede – actor met burgers, maatschappelijke instituties en anderen. Om de drie grote decentralisaties verantwoord te implementeren kunnen we bijvoorbeeld niet anders dan nauw met elkaar samenwerken. Wij pleiten dan ook voor nieuwe en andere, verdergaande vormen van participatie. De participatieladder schiet daarvoor tekort. Wij komen daarvoor na de vakantie, samen met anderen (in ieder geval de PvdA), met voorstellen. Nu het programma dienstverlening beëindigd kan worden, willen we nu al het college in overweging geven hiervoor in de plaats een programma participatie te starten.
Het college bereidt de drie decentralisaties voor. We merken dat daar (terecht) veel energie in wordt gestoken. Als raad kunnen we ondertussen niet stil blijven zitten. Het zou goed zijn als we ons dit najaar zelf (ook collectief) meer verdiepen in de materie. Bij de Jeugdzorg is er bv in vakkringen behoorlijke kritiek op het zo omarmde “stepped care”- principe. Kost het daarmee niet te veel tijd om bij grote problemen tot de goede aanpak te komen? Moeten we niet naar “matched care”? Groen Links wil graag het initiatief nemen (graag met anderen!) om over dit soort zaken als raad hoorzittingen te houden. Niet omdat het college haar werk niet goed zou doen. Wel om als raad voldoende beslagen ten ijs te komen om straks de goede beslissingen te nemen.