Wie wel eens een spelletje Monopoly speelt, zal het volgende herkennen. Wie als eerste de dure straten weet te kopen, wordt steeds rijker. Als er dan ook huizen en hotels verschijnen, wordt het bijna onmogelijk om niet te winnen. Onbedoeld laat dit zien hoe het in het echte leven ook werkt. In de sociologie wordt dat het Mattheus-effect genoemd, vernoemd naar het Bijbelboek Matheus. Wie veel heeft, krijgt meer, en wie weinig heeft, houdt weinig.
Vaak wordt ons voorgehouden dat hard werken leidt tot rijkdom. Dit fabeltje is inmiddels echter wel ontkracht. Mensen die belangrijk werk doen en soms werkweken maken van 50 of 60 uur hebben moeite met rondkomen. Het hebben van geld is vaak een kwestie van geluk.
In het goede land geboren zijn, een erfenis ontvangen, rijke ouders hebben, een koophuis hebben, fysiek en mentaal in staat zijn om te werken zijn allemaal factoren die voor een groot deel meespelen in de welvaart van iemand.
Geld bepaalt voor een onevenredig groot deel de welvaart van mensen.
De situatie op de huidige energiemarkt is hier een sprekend voorbeeld van. Wie geld heeft, kan zijn huis verbouwen, isoleren, verduurzamen. Energieneutraal maken, zelfs zodanig dat het geld oplevert. Wie geen geld heeft, moet overleven, en kan zich niet bezighouden met het isoleren van zijn huis. En dat terwijl de hogere energielasten er juist bij hen zo hard inslaan.
De kloof tussen arm en rijk wordt groter en de situatie wordt ook voor mensen met een modaal inkomen problematisch. En dat alleen maar door pech. Door een geopolitieke crisis. Door een overheid die niet op tijd heeft voorzien in een eigen energievoorziening. Door een energiemarkt waar de overheid onvoldoende op in kan grijpen.
Allemaal zaken waar een inwoner niets aan kan doen. De samenhang tussen armoede en de noodzaak van de energietransitie is nooit duidelijker zichtbaar geweest dan nu.
We zijn blij dat er in dit raadsakkoord aandacht is voor de kwetsbare groep mensen die het al moeilijk had en het nu nog moeilijker heeft.
En de groep die ineens in de problemen komt door de hoge inflatie. Op allerlei vlakken zien we dat het college oog heeft voor mensen die moeite hebben met rondkomen. We vinden het echter nog niet ambitieus genoeg, ondanks enkele goede plannen die er liggen, en dienen daarom de voorstellen van D66 en CDA over lastenverlichting en energiebesparing met volle overtuiging mee in.
De begroting die er ligt, lijkt ons verder een prima vertaling van het raadsakkoord. We lezen echt veel van het raadsakkoord terug en zien dat het college haar best heeft gedaan de raad hierin te volgen.
We denken dat er voor alle partijen wat inzit. Aandacht en geld voor duurzaamheid, voor natuur, voor gezondheid, voor jongeren. Investeringen in de stad en in de gemeente zelf. Deels wordt er hersteld wat de laatste jaren is afgebouwd. Natuurlijk ook zaken die wat ons betreft wel een tandje minder kunnen. Marketing, extra BOA’s, evenementen, accountmanagers.
Daarom kiezen we voor een lichte herverdeling tussen de budgetten.
Maar in totaliteit denken we dat er een mooi integraal pakket ligt. Met continuïteit in beleid, waar ook met enige durf is begroot voor 2026, wat het beleid volgens ons ten goede komt.
Wat we ook heel mooi terugvinden in deze begroting is de ontwikkeling van de stad voor eigen inwoners. We zijn de hoofdstad van de nieuwe natuur, maar als het gaat om het in de praktijk brengen daarvan ging het vaak om mooie campagnes over de Oostvaardersplassen voor mensen van buiten de stad. We hebben een grote rijkdom aan parken en bossen in en rond de stad, die voor onze inwoners een stuk belangrijker zijn, en het is mooi dat daar in deze begroting de waarde van wordt ingezien.
Aan het begin van mijn betoog had ik het over de meest kwetsbaren. Mensen die niet rond kunnen komen.
Geen vervolgonderwijs kunnen betalen, of geen woning (meer) kunnen betalen. Mensen die hun huis niet kunnen verwarmen of gezondheidszorg mijden.
Daarbij wil ik 1 groep niet onbesproken laten. Mensen die vluchten uit hun land en in Nederland aankomen, ontbreekt het momenteel aan menswaardige opvang. Kinderen die zonder bed of fatsoenlijk eten meer dan een week in Ter Apel moeten doorbrengen. Te vaak wordt hier een politiek steekspel van gemaakt, maar dat levert helemaal niemand iets op. Laten we
aantonen dat we dit als land aankunnen, dat we menswaardige opvang kunnen realiseren. En laten we stoppen met woningzoekenden en vluchtelingen tegenover elkaar te zetten, maar laten we zorgen dat beide groepen geholpen worden. Ook zonder vluchtelingen zou het woningtekort enorm zijn geweest, dus laten we stoppen met deze valse tegenstelling. Ik roep het college op om alles te doen wat in haar macht ligt om ook hier een steentje bij te dragen. Want met enige creativiteit moet ook Lelystad in staat zijn onderdak te bieden aan vluchtelingen die dat hard nodig hebben.
We weten dat er ook in Lelystad voldoende mensen klaarstaan om daarbij te helpen, dus daar zal het niet aan liggen.
Als het gaat over hoe we met elkaar, en met de stad omgaan, grijp ik graag terug op het raadsakkoord. Een belangrijke verschuiving bij de totstandkoming daarvan was toch wel de manier waarop we met elkaar omgingen. Niet meer
een kleine meerderheid bij elkaar sprokkelen en het verder wel best vinden, maar met z’n allen proberen om tot iets te komen. We zien bij dit college een nieuwe houding naar de raad en naar inwoners.
We ontvangen positieve geluiden uit de stad, over een meer open houding vanuit de gemeente. De voortekenen zijn goed, maar gek genoeg kunnen we in de begroting vrij weinig vinden hierover. Er wordt wel wat geld vrijgemaakt voor extra raadsondersteuning hiervoor, maar over het college of de gemeente zelf lezen we eigenlijk niets. Een gemeente die er is voor de inwoners, die luistert, die faciliteert, die de inwoner opzoekt, die werkt aan oplossingen. Daarom de vraag aan het college: heeft u daar nog wat voor nodig van de raad?
In sommige gevallen lopen praktijk en theorie ook niet helemaal synchroon. Zo wordt er in de beantwoording op vragen gesteld dat de doorlooptijden en de reactietermijnen bij JEL op orde zijn, terwijl wij zelf uit het werkveld heel andere geluiden horen. Hoe verklaart het college dat? Is er contact hierover met inwoners en andere stakeholders? Kent het college deze geluiden ook?